Sopwith Camel
De Sopwith Camel was voor de piloten van de Eerste Wereldoorlog, wat de Spitfire was voor hun opvolgers uit 1940.
Dit toestel werd afgeleid van de Sopwith «Pup» en kwam er als antwoord op het, in de herfst van 1916 door de Duitse Jagdstaffeln geïntroduceerde, Albatros D.I-jachtvliegtuig dat uitgerust was met twee LMG.08/15 machinegeweren. Het bezorgde de Duitsers de overhand in de luchtgevechten.
De Camel bracht hierin snel verandering: goed bewapend, uiterst wendbaar en zeer snel.
Het werd het bekendste Engelse jachtvliegtuig. Er werden er uiteindelijk 5.490 gebouwd. Het type werd eind 1916 ontworpen. De eerste vlucht vond plaats op 22 december 1916. Begin 1917 kwam het type in dienst bij de jachtsquadrons.
Voor de eerste maal werden voor de cockpit twee Vickers machinegeweren gemonteerd die door het schroefveld vuurden.
De Camel heeft het grootste aantal luchtoverwinningen uit de Eerste Wereldoorlog op zijn naam: hij vernietigde 1.294 vijandelijke toestellen in de periode van juli 1917 tot november 1918.
Alleen de Duitse Fokker DR.I driedekker was even wendbaar. De bewapening van twee door de schroefcirkel schietende Vickers mitrailleurs van de Camel, was een nieuwigheid en maakte hem tot een gevaarlijk wapen.
Het was met een Camel, dat de Canadese piloot A.R. Brown de Duitse luchtaas von Richthofen en zijn Fokker DR.I neerhaalde.
Hoewel uiterst wendbaar, was de Camel een moeilijk te besturen toestel: motor, piloot, machinegeweren en brandstoftank (90% van het gewicht) bevonden zich in de eerste drie meter, gekoppeld aan het gyroscopische effect van de rotatiemotor. De minste afleiding of fout konden de piloot fataal worden.
Tot die bevinding zijn meerdere geallieerde piloten gekomen, al dan niet met dodelijke afloop. In de handen van een ervaren piloot was het echter een dodelijk wapen. Een Engelse uitspraak uit die tijd stelde dat de Camel goed was voor : “a wooden cross, the red cross or the Victoria Cross”.
Samen met de SPAD S.XIII en de S.E.5a zorgde dit type voor de geallieerde overmacht in de lucht.
Vanaf eind 1917 gebruikten ook de Belgen dit toestel, eerst in het 1ste (later het 9de) en daarna ook in het 11de smaldeel. In totaal beschikte het Belgisch Militair Vliegwezen over 64 stuks. De Belgische Camels behielden het Engelse Royal Flying Corps kleurenschema, waarbij de kokardes overschilderd werden met de nationale driekleur.
Bekende Belgische piloten als Jan Olieslagers en Jean Stampe vlogen in hun respectievelijke smaldelen met dit type toestel.
Het exemplaar van het Stampe & Vertongen museum werd in de kleuren van het 1ste smaldeel van het Belgisch Militair Vliegwezen geschilderd en voorzien van de door Jan Olieslagers gebruikte registratie Sk.7; dit om hulde te brengen aan deze Antwerpse luchtvaartpionier, promotor van de Antwerpse luchthaven en vriend van Jean Stampe.
Stampe en Vertongen Museum vzw
Internationale Luchthaven Antwerpen
Gesloten op Paaszondag en in de maanden augustus, januari en december.
Alle rechten voorbehouden | Stampe en Vertongen Museum vzw